menu

Voor de start van de eerste ‘vrijeschool’ gaf Rudolf Steiner de toekomstige leraren een driedelige spoedcursus spirituele pedagogie. Opvoedkunst is het tweede en meest toegankelijke deel van die cursus. Het algemene mensbeeld wordt hierin vertaald naar concrete opvoedings- en onderwijsvragen.

Hoe ziet, hoe voelt een kind van zeven jaar de wereld? Wat gebeurt er in dat kind als je het op de gangbare manier leert lezen? Welke subtiele veranderingen spelen zich rond het negende of twaalfde jaar in kinderen af? Maar ook: wanneer ben ik als opvoeder geloofwaardig? Hoe wek ik echte interesse, hoe wek ik respect?

Voorschriften zijn in deze cursus niet te vinden. Steiner geeft gezichtspunten, wenken, voorbeelden van hoe je iets aanpakt. Die voorbeelden mogen soms wat gedateerd zijn. Maar de geest waaruit ze voortkomen en het plezier waarmee ze gebracht worden, zijn nog steeds voelbaar. En inspireren tot het vinden van een eigen en eigentijdse aanpak.

Het nawoord van Christof Wiechert belicht de relevantie van Steiners pedagogische ideeën voor deze tijd.

Uitvoering Wissen

Extra informatie

Gesamtausgabe

Druk

2

ISBN

9789083052021

Uitvoering

,

Pagina's

240

Voor-/nawoord

Jaartal

Vertaling

Vormgeving

Opvoedkunst – Het hart van de vrijeschool

Toespraak aan de vooravond van de cursus Stuttgart 20 augustus 1919  — 15

Eerste voordracht 21 augustus 1919  — 19

Harmonisering van de ‘bovenste’ met de ‘onderste mens’ als doel van de onderwijsmethodiek. Lezen en schrijven, rekenen en kunstzinnige activiteit geestelijk gezien. Het afl eiden van letters uit afbeeldingen: de v van vogel. De werking van het kunstzinnige op de wil. ‘Van het geheel naar de delen gaan’: voorbeelden bij schrijven en rekenen. Gevoel voor autoriteit. Tekenonderwijs: geen nabootsing, maar elementaire vormen. Ontwikkeling van capaciteiten in verschillende levensfasen. Het muzikale gevoel op drie- à vierjarige leeftijd. Euritmie. Ontwikkeling van de ‘onderste mens’ vanuit het hoofd, ontwikkeling van de ‘bovenste mens’ vanuit het gevoel. Het beeld van de vlinder.

Tweede voordracht 22 augustus 1919  — 34

Het samenspel van sympathie en antipathie in de mens. Oorsprong van de taal in het gevoelsleven. Klinkers als uitingen van zieleroerselen. O, oe, a, e, i; de bijzondere klank a-o-oe. Medeklinkers als nabootsing van dingen in de buitenwereld. Voorbeelden van woordvormingen in verschillende talen. De getalsmatige ordening van aardse en kosmische processen: het getal 25 920. Gevoel voor levensgeheimen noodzakelijk voor de leraar. Opvoeding van het verstand en van de wil. De rol van sympathie en antipathie in de opvoeding.

Derde voordracht 23 augustus 1919  — 47

De twee stromen van de kunst: het plastisch-beeldende en het muzikaaldichterlijke. De plastisch-beeldende stroom als tegenwicht tegen de eenzijdigheid van het voorstellingsleven. Elementair schilderonderwijs. De wereld van de kleuren. Echte kunstnijverheid. Niet alles aanpassen aan het begripsvermogen van kinderen. Elementair muziekonderwijs. Individualisering door het plastisch-beeldende, bevordering van het sociale leven door het muzikaal-dichterlijke. De behandeling van gedichten. Recitatie. In het muzikale is de mens zelf schepper. Het verklaren en het beleven van de natuur niet vermengen.

Vierde voordracht 25 augustus 1919  — 61

Het belang van de eerste les. Het wekken van respect voor de cultuur van de volwassenen. Geen inhoudsloze spelletjes in het onderwijs. Werken aan de wilsontwikkeling. Het principe van de herhaling. Bewust maken van de handen. Gevoel oproepen voor mooi en minder mooi in de schilderles en de muziekles. Het wekken van de wil om te leren: hoop, wens, voornemen. Het belang van grammatica. Taal en bewustzijn: zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord, werkwoord. Euritmie als openbaring en opvoeding van het luisteren. De wijsheid van de taal. De kracht van de taal in oude tijden. Taal en ik-besef.

Vijfde voordracht 26 augustus 1919  — 75

De fundamenten van het schrijf- en leesonderwijs. De weg van tekenen naar schrijven, een afspiegeling van de cultuurontwikkeling. Oproep aan de leerkracht om eigen vondsten te doen. Medeklinkers als tekeningen van vormen in de buitenwereld, klinkers als weergave van gevoelens. Vrijheid in het onderwijs. Het relatieve belang van correct spellen.

Zesde voordracht 27 augustus 1919  — 87

Experimenteel psychologisch onderzoek naar het proces van cognitieve verwerking. Nadruk op ‘betekenisonthulling’ benadeelt de wilsontwikkeling. Opvoeding van de wil door kunstzinnige activiteit en herhaling. Ontwikkeling van het gevoel ligt tussen beide in. Het belang van subtiele psychologische waarnemingen en kennis van levensgeheimen voor de pedagoog. De zin van het meegaan van de leraar met zijn klas gedurende de hele schooltijd. Onbruikbaarheid van experimenteel verkregen inzichten voor een innerlijke pedagogie. De achterhaalde waarde van klassieke talen.

Zevende voordracht 28 augustus 1919  — 101

Verschillen tussen plattelands- en stadsscholen. Beperkte lesmiddelen vra gen creativiteit. Begin van de biologielessen met negen jaar. De mens als synthese van de overige natuurrijken. Beschrijving van de menselijke gestalte. De rol van het hoofd, de voeten en de handen. Overgang naar het dierenrijk: typering van de inktvis en de muis. Vergelijking met de mens: armen en handen als symbool van de menselijke vrijheid. Het hoofdachtige van de lagere dieren, het rompkarakter van de hogere dieren, het ledematenkarakter van de mens. De versterking van het zelfbewustzijn rond het negende jaar. Biologie-onderwijs als fundament voor de morele ontwikkeling. Goethes visie op mens en natuur. Waardevolle pedagogische ideeën bij Schiller en Jean Paul.

Achtste voordracht 29 augustus 1919  — 116

De omslagpunten van het negende en het twaalfde jaar. Geschiedenis en natuurkunde voor en na het twaalfde jaar. Uitgaan van concrete ervaringen bij natuurkunde. Het onbewust registreren van tegenstrijdigheden in natuurkundige verklaringen door kinderen: de elektriseermachine en het ontstaan van bliksem. De leerkracht moet het kind in zichzelf kunnen bewaren. De morsetelegraaf. De onbegrepen zwaartekracht. Vergelijking met het instromen van lucht in een lege ruimte.

Negende voordracht 30 augustus 1919  — 128

Economisch lesgeven. Vreemdetalenonderwijs. Meer nadruk op lezen en vrij weergeven dan op strikt vertalen. Grammatica in het vreemdetalenonderwijs. Voorbeelden. Uitspraakoefeningen scheiden van het inhoudelijk leren van een taal. Leerlingen zelf toepassingen van grammaticale regels laten verzinnen. Dezelfde inhoud in verschillende talen laten weergeven.

Tiende voordracht 1 september 1919  — 139

Contouren van een leerplan. In de eerste fase tot negen jaar staat het kunstzinnige voorop: de mens niet losscheuren van de wereld. Het ziekmakende van de tegenwoordige cultuur; stenografi e. De tweede fase van negen tot twaalf jaar is gericht op de ontwikkeling van het zelfbewustzijn: grammatica, biologie, meetkunde, vreemde talen, natuurkunde. In de fase van twaalf tot veertien volgen: zinsleer, mineralogie verbonden met meetkunde en natuurkunde, geschiedenis, aardrijkskunde. Klassikaal overgaan. Zwakke en begaafde leerlingen. Conversatie in vreemde talen. Huiswerk. Het belang van exact navertellen. De stelling van Pythagoras aanschouwelijk gemaakt. Globaal schema van het leerplan.

Elfde voordracht 2 september 1919  — 152

Begin van het aardrijkskundeonderwijs met negen jaar. Vertaling van de naaste omgeving in een kaart: natuurlijke omstandigheden in samenhang met het leven van de mensen. Overgang naar een grotere schaal, met als voorbeeld de Alpen. Gesteenten, delfstoff en, vegetatie, bodemgesteldheid, verkeer. Rond twaalf jaar: verbinding van aardrijkskunde met geschiedenis; behandeling van de hele aarde; karakterisering van verschillende volken en culturen. Verwerking van de stof met de handen. Concentratie van het onderwijs: onderwerpen gedurende langere tijd behandelen. De weg van het geheel naar de delen bij mineralogie en plantkunde, van de delen naar het geheel bij dierkunde.

Twaalfde voordracht 3 september 1919  — 163

Kennis nemen van de door mensen gemaakte wereld – techniek en economie – leidt tot zekerheid van handelen later. Nadruk op verbanden leggen in plaats van specialiseren. Schadelijkheid van sentimentaliteit en religieu ze abstracties. Godsdienstonderwijs. Verbinding met het praktische leven als voorwaarde voor idealisme later. Boekhouden. Zakelijke brieven schrijven.

Dertiende voordracht 4 september 1919  — 173

Compromissen tussen het ideale leerplan en de ambtelijke voorschriften. Eenzijdig intellectueel onderwijs kweekt ouwelijke kinderen. Aanpassing van het leerplan voor het eerste schooljaar: schrijven en lezen; oefenen van

de beschaafde omgangstaal; vertellen, navertellen, sprookjes; eerste elementen van grammatica; wilsontwikkeling door schilderen en tekenen, muziek, gymnastiek en euritmie. ‘Schoonschrijven’. Correct spreken als voorwaarde voor een correcte spelling later. Nogmaals de stelling van Pythagoras, appellerend aan gevoel en wil.

Veertiende voordracht 5 september 1919  — 184

Leerplannen vroeger en nu. Toenemende invloed van de wetgeving op het onderwijs. Moraal in de pedagogie. Ontwikkeling van de fantasie. Gezonde voedingsinstincten bij jongere kinderen. Aandacht voor voedings- en gezondheidsleer in het onderwijs na het twaalfde jaar. Fantasie en gevoel noodzakelijke ingrediënten van het lesgeven. Het onderwijs van zeven tot twaalf jaar: een weg van instinctief naar verstandelijk begrip. Biologie. Eerste elementen van het handelsrekenen.

Slotwoord aan het einde van de cursus 6 september 1919  — 194

Vier innerlijke voorwaarden voor het leraarschap. Het belang van het welslagen van de Waldorfschool. De verbondenheid van geestelijke machten met de geestelijke beweging van deze tijd.

Nawoord en aantekeningen

Nawoord (Christof Wiechert)  — 199

Aantekeningen bij Opvoedkunst  — 223

Aantekeningen bij het nawoord  — 238

Literatuur  — 240

Levensoverzicht Rudolf Steiner  — 242

Rudolf Steiner / Werken en voordrachten  — 245

De antroposofie is in brede kring vooral bekend geworden door haar zogeheten werkgebieden: geneeskunde, voedingsleer, landbouw en vooral opvoeding en onderwijs. Dit werkgebied begon kort na de Eerste Wereldoorlog in Stuttgart met de oprichting van de eerste vrijeschool. Sindsdien is de vrijeschool in veel landen wereldwijd een erkende sector in het onderwijs. Bij de oprichting van de eerste school heeft Rudolf Steiner intensief meegewerkt, onder andere met drie series voordrachten over grondslagen van dit antroposofische werkgebied. Dit boek is de schriftelijke neerslag van de meest op praktijkvragen gerichte van deze drie series. De vertaling is in essentie dezelfde als die van de eerste editie uit 1987, maar taalkundig helemaal opnieuw bewerkt en aangepast aan vernieuwingen die het Nederlands in die kwart eeuw doorgemaakt heeft. Er zijn ruim tweehonderd eindnoten en er is een nieuw, gedegen en actueel nawoord van Christof Wiechert (1945), oud-leerling van de vrijeschool in Den Haag en levenslang actief in de antroposofie in het algemeen en de vrijeschoolpedagogie in het bijzonder.

Dr. H.S. Verbrugh

Fragmenten en achtergrondartikelen

Loading...
In de loop van de jaren 1905 en 1906 bereikten Steiner veel aanvragen om voordrachten te houden over opvoedkundige vraagstukken en om gezichtspunten te geven bij de opvoeding. Om hieraan tegemoet te komen, schreef hij een autoreferaat met de samenvatting van een aantal van zijn pedagogische voordrachten.

Boeken rond hetzelfde thema